“Netwerk is belangrijk als je mensen duurzaam wilt helpen”
Gemeenten en uitvoeringsorganisaties werken hard aan het voorkomen en terugdringen van gezondheidsverschillen onder hun inwoners. Daarvoor is aandacht nodig voor achterliggende factoren als armoede, eenzaamheid en stress. Daarom voeren professionals gesprekken met inwoners over wat speelt op meerdere leefgebieden zodat ze daadwerkelijk en duurzaam uit hun situatie kunnen klimmen. Wij spraken met vijf ervaren professionals uit verschillende domeinen: wat maakt een goed gesprek en wat heb je daarvoor nodig?
Jolanda Mikic is consulent bij het team van WijVaals. Het team biedt de eerste toegang voor inwoners die bij de gemeente om ondersteuning vragen. Teamleden zijn niet verantwoordelijk voor het indiceren en kunnen daardoor een vrijer gesprek voeren, los van het gemeentelijk aanbod of wettelijke kaders.
Interesses en kwaliteiten
Met dit gesprek krijgen zij een beeld van wie de inwoner is, welke interesses diegene heeft, wat iemand motiveert, wat er speelt en wat eventuele achterliggende vragen en behoeften zijn. Het gaat dus niet alleen om de hulpvraag, maar ook om iemands interesses en kwaliteiten. Op die manier werken ze samen met de inwoner aan het bevorderen van zelfstandigheid en participatie. Zij gaan daarvoor onder meer uit van het gedachtengoed van Anke Siegers.
Jolanda: “Probeer ook het netwerk van mensen zelf aan te boren. Dan kun je veel meer bereiken. Als je ondersteuning biedt vanuit hulpverlening, zijn de posities toch niet helemaal gelijkwaardig. Maar wanneer iemand uit je netwerk je helpt, ben je toch op een ander niveau met elkaar in gesprek. Je ziet dat die contacten ook langer blijven en dat is ontzettend belangrijk als je mensen duurzaam vooruit wilt helpen.“
Leefwereld en contacten
“Ik vind het belangrijk dat ik in een goed gesprek de leefwereld in beeld krijg, op alle leefgebieden, zoals netwerk, gezondheid, financiën, wonen. En hun netwerk en contacten. Dat doe ik op een natuurlijke manier: geïntegreerd in het gesprek, dat dat niet als zodanig herkenbaar is. Ik gebruik van alles, maar ga vooral af op wat de inwoner vertelt. Ik zie bijvoorbeeld een foto en vraag dan: ‘Is dat uw (klein)dochter?’ Of ik vraag naar iemands contacten.”
“Verder stel ik vragen als: ‘Hoe staat u op?’, ‘Kunt u goed eten?’, ‘Gaat u naar buiten en met wie dan?’, ‘Slikt u medicijnen?’, ‘Ontvangt u een behandeling?’ Wat ik wil weten is: wie heb ik voor me zitten, wat speelt er voor deze persoon? Ik vraag ook altijd: ‘Waar word je blij of warm van?’, ‘Wat triggert je?’ Het kunnen hele kleine dingetjes zijn. Dat vind ik heel belangrijk, want dat biedt kansen om mensen wat verder te helpen.”